In het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) zijn er verschillende instrumenten die op de één of andere manier relevant kunnen zijn voor akkervogels. Over de soortgerichte beheerovereenkomsten van de VLM buigen we ons later, nu overlopen we de nieuwe ecoregelingen en AMKM’s (agromilieu- klimaatmaatregelen) die een betekenis kunnen vormen voor akkervogels. We beperken ons in dit artikel tot de perceelsgebonden maatregelen onder beheer van het Departement Landbouw & Visserij.
In tegenstelling tot vijfjarige beheerovereenkomsten - waar een contact én een apart contract met de Vlaamse Landschappij voor nodig is - kunnen éénjarige ecoregelingen eenvoudig door de landbouwer in zijn/haar landbouwaangifte worden geactiveerd. De meeste maatregelen hebben een lage instapdrempel en eenvoudige beheervoorwaarden. Ze zijn bedoeld als breedwerkend instrument, wat het moeilijker maakt om er maatwerk mee uit te voeren. Dat laatste is nochtans voor akkervogels eigenlijk heel belangrijk. Daarom toetsen we onderstaande lijst aan GLB-maatregelen aan de noden en behoeften van de meest kwetsbare akkervogelsoorten in Vlaanderen.
Er is een belangrijk administratief verschil tussen beide soorten maatregelen. De vergoedingen voor de meerjarige AMKM’s liggen namelijk vast, die voor de ecoregelingen zijn in principe maximale subsidiebedragen. De definitieve subsidiebedragen zijn afhankelijk van het aantal aanvragen en het beschikbare budget in het betreffende jaar en wordt bepaald na indiening, controles en berekening van alle aanvragen. Navraag leerde ons dat in de praktijk deze maximale bedragen eerder regel dan uitzondering zullen zijn. Lees hier meer over de algemene voorwaarden.
Eenjarige eiwitteelten
Hoewel deze ecoregelingen niet ontworpen zijn voor akkervogels, kan een toename van éénjarige eiwitteelten - zuiver of als mengteelt - in kansrijke akkervogelgebieden toch voordeel opleveren voor hen. Ze bieden immers extra variatie aan in het teeltplan, kunnen mogelijks ook aantrekkingskracht uitoefenen voor nestbouw van bv. veldleeuwerik en gele kwikstaart en kunnen door hun bloeiwijze ook insecten aantrekken. De zuivere eiwitteelten (600€/ha) binnen deze ecoregeling zoals voedererwten, veld- en andere bonen hebben een oogstdatum die vermoedelijk wel veilig is voor akkervogels, dat betekent dat er doorgaans geoogst wordt nà het uitvliegen van jongen. Dat moet uiteraard in de praktijk worden opgevolgd.
Mengteelten (600€/ha) zijn winter- of zomergranen in combinatie met vlinderbloemigen (zoals voedererwten of veldbonen). Deze praktijk wint sinds enkele jaren al aan populariteit als silo-veevoeder of als apart te oogsten korrelproducten (reinteelt). Het ontbreekt momenteel aan onderzoek over hun geschiktheid voor akkervogels, maar eerste waarnemingen in het veld tonen hoe mengteelten bij bv. gele kwikstaart in trek zijn. Ook zal er in dergelijke mengteelten minder bemesting en gewasbescherming gebruikt worden. Voor later broedende soorten als grauwe gors of zelfs kiekendieven kunnen vroege oogstdata van mengteelten (voor bv. silo-veevoeder) wel kopzorgen baren. Dan dringen intensieve opvolging en zo nodig nestbescherming zich op.
Bij mengteelten die droog geoogst worden valt de oogstdatum doorgaans veilig genoeg voor grondbroedende akkervogels. Voor mengteelten die als silage veel vroeger worden geoogst ligt dat gevoeliger. Voor later broedende soorten als grauwe gors of kiekendieven dringt nestbescherming zich dan op.
Onder deze groep ecoregelingen vallen teelten die niét en teelten die wél mogen geoogst worden. Binnen de eerste groep van niet oogstbare 'gele mosterd, bladrammenas of tagetes als hoofdteelt' (600€) is het vooral uitkijken naar de eerste praktijkvoorbeelden om de meerwaarde en/of eventuele aandachtspunten voor akkervogels te documenteren. Dergelijke teelten zullen voor opbouw van stapelvoedsel ongetwijfeld positief zijn. Of ze geschikt - en in het bijzonder veilig - zullen zijn als nestplaats voor akkervogels is minder duidelijk: de gewassen moeten dan wel aangehouden worden, ze mogen bij zaadvorming geklepeld of gemaaid worden.
Onze schaarse ervaringen met de oogstbare hennep (230€/ha) zijn positief. Niet noodzakelijk als nesthabitat voor akkervogels, wel als leverancier van zaden en dekking in najaar en vroege winter. We zagen in de Leemstreek ooit een groep van 100’en rietgorzen die dekking én eten vonden in een perceel waar het hennepstro nog recht stond.
Nog een nieuwigheid zijn de ecoregelingen en AMKM’s die speciaal ontworpen zijn om akkervogels en bij uitbreiding het bredere palet aan boerenlandvogels te helpen. We vinden ze terug onder de noemer ‘faunavriendelijke’ ecoregelingen en AMKM’s. Deze maatregelen spitten we in aparte artikeltjes graag nog wat verder uit. We beperken ons hier tot een overzicht in hoofdlijnen.
De faunavriendelijke teelt 'zomergranen' (350€/ha) heeft, naast de keuze voor zomertarwe, - gerst, -haver of -rogge geen bijkomende voorwaarden. Het zijn productieve percelen die gewoon regulier bewerkt en geoogst kunnen worden. Opgelet, deze ecoregeling kan enkel afgesloten worden binnen de aangeduide beheergebieden voor akkervogels, grauwe kiekendief of hamster (in verzamelaanvraag aangeduid onder ‘beheergebieden akkerfauna’). We zien in deze ecoregeling - net als bij de éénjarige eiwitgewassen - een meerwaarde voor de extra variatie in het teeltplan en het aanbod aan veilige broedplaatsen voor ondermeer veldleeuwerik en gele kwikstaart die er hun tweede legsel in kwijt kunnen.
Het faunamengsel (1500€/ha) is een niet-productieve maatregel die eigenlijk een éénjarige variant is van de breed gekende beheerovereenkomst ‘faunavoedselgewas’. Het principe is eenvoudig. Er wordt een mengsel ingezaaid met granen waar ondermeer boerenkool, gele mosterd, zonnebloem, facelia, voederwikke en rode klaver zijn bijgemengd. Dat wordt niét geoogst en blijft de hele winter door staan, tot 15 maart van het daaropvolgende jaar.
Met de ecoregeling 'faunamengsel' kunnen breedwerkende ‘wildakkers’ worden aangelegd die vooral in het winterseizoen in trek zijn. Door de mix van granen en verschillende zaadhoudende planten kunnen verschillende soorten boerenlandvogels er komen fourageren.
Het resultaat hiervan zijn breedwerkende ‘wildakkers’ die vooral in het winterseizoen in trek zijn. Door de mix van granen en verschillende zaadhoudende planten kan een breed palet aan boerenlandvogels er komen schuilen en fourageren. Door de inmenging van vlinderbloemigen en het gebruiksverbod van gewasbescherming liggen er ook kansen voor een verhoogd aanbod aan insecten. Dat is niet onbelangrijk. Deze ecoregeling kan op autonome basis en in heel Vlaanderen worden afgesloten. Ze vormt een goede aanvulling op de soortgelijke beheerovereenkomst ‘faunakker’ (die enkel in beheergebieden voor akkervogels kan worden afgesloten).
De 'voorjaarsbraak' (350€/ha) houdt een ongestoorde braakakker in van 15 maart tot 10 mei en kan enkel geactiveerd worden op percelen die nadien korrel- of snijmaïs als hoofdteelt krijgen. De maatregel is expliciet bedoeld voor de kievit, die vaak in de vroege lente dergelijke percelen als nestplek uitkiest. Om voor voorjaarsbraak in aanmerking te komen moeten de teeltresten of vanggewas uit voorgaande jaar voor 15 maart worden ondergewerkt (geploegd of niet kerend) en mag voorts geen enkele handeling worden uitgevoerd tussen 15 maart en 10 mei.
Een maatregel waarbij een perceel wat langer braak kan worden gehouden in functie van kievit heeft zeker potentieel. Maar in de uitvoering vinden we de maatregel veel te generiek toegepast en ontbreekt het aan een complementair uitgewerkt soortbeschermingkader om deze ecoregeling te laten renderen.
Qua opzet heeft deze maatregel potentieel. Het braak leggen in functie van kievit biedt perspectieven voor de soort (op voorwaarde dat die vroeg genoeg aan nestbouw begint). In de concrete uitvoering vinden we de maatregel echter veel te generiek toegepast en ontbreekt het vooral aan een complementair uitgewerkt soortbeschermingkader voor kievit om hem te laten renderen. Dat deze ecoregeling in 2023 in gans Vlaanderen, en ongeacht aan- of afwezigheid van kievit, massaal is aangevraagd omdat vele percelen begin mei nog onbewerkbaar waren omwille van het natte voorjaar, stemt tot aanbeveling om deze ecoregeling tegen 2024 verder te finetunen. We komen hier in een volgend artikel nog op terug.
Een andere faunavriendelijke ecoregeling is de inzaai van japanse haver als 'faunavriendelijke nateelt' (60€/ha), al dan niet gemengd met witte klaver, voederwikke of zonnebloem). Het is eigenlijk een vroeg ingezaaide groenbemester (vóór 1 augustus) die mikt op zaadzetting in het najaar, zodat die vervolgens het aanbod aan wintervoedsel kan versterken. Onze ervaring met japanse haver is dat zaadzetting in de praktijk niet altijd lukt, al geldt dat hoe vroeger gezaaid hoe meer kans op slagen. Deze ecoregeling kan net als zomergranen enkel worden afgesloten binnen de beheergebieden voor akkerfauna.
Deze maatregelen moeten, net als de éénjarige ecoteelten, landbouwers helpen in hun transitie naar meer eigen geteelde eiwitten. Omdat het 2- tot 3-jarige verbintenissen zijn vallen ze onder de Agromilieu-klimaatmaatregelen van de 2e pijler. In de praktijk gaat het om hoofdteelten als rode klaver, gras-klaver, luzerne en gras-luzerne (telkens 230€/ha) die worden aangelegd als veevoeder-gewas voor silage of hooi. Een variant onder de naam ‘graskruidenmengsel’ (350€/ha) combineert grassen met vlinderbloemigen én kruiden (samen minstens 25% van het mengsel). Terecht adviseert Landbouw & Visserij om het aandeel graszaad bescheiden te houden zodat vlinderbloemigen en/of kruiden maximaal kansen krijgen om zich te ontwikkelen. In het verleden bleek namelijk al dat in grasklaver vaak weinig klaver terug te vinden was.
Voor de intensiteit van maai- en of mestbeheer van deze meerjarige voedergewassen zijn er géén beperkende voorwaarden. En daar knelt ook vaak het schoentje voor akkervogels.
Dat laatste hangt natuurlijk ook samen met de intensiteit van maai- en mestbeheer van deze voedergewassen, waarvoor binnen deze maatregel géén beperkende voorwaarden bestaan. En daar knelt ook vaak het schoentje voor akkervogels bij deze meerjarige gewassen. Omwille van hun structuur zijn het magneten voor grondbroedende akkervogels als bv. veldleeuwerik, grauwe gors of zelfs een kiekendief. Maar het maaibeheer, dat afgestemd is op meerdere snedes veevoeder, betekent spijtig genoeg dat er ook onbedoeld heel vaak nesten van akkervogels worden uitgemaaid.
Ook de ‘faunavriendelijke’ Luzerne met uitgestelde maaidatum (600€/ha, enkel mogelijk binnen beheergebieden akkerfauna) ontsnapt niet aan deze wetmatigheid. Met het uitstel van de eerste snede tot slechts 1 juni en de kennis die we tot op heden al verzamelden over broedende akkervogels in luzerne, maken we ons ernstige bedenkingen bij de 'faunavriendelijkheid' van deze maatregel. De aanbeveling luidt om minstens tot 15 juli te wachten met een eerste snede, wat uiteraard de maatregel een pak extensiever en dus minder productief maakt. Paradoxaal kunnen gewaardeerde inspanningen van landbouwers voor meer eiwitautonomie en bodemzorg in topgebieden voor akkervogels ongewild tot ‘ecologische vallen’ leiden. Willen we in die gebieden beide doelen halen, is het belangrijk om de vinger aan de pols te houden.
Paradoxaal kunnen gewaardeerde inspanningen van landbouwers voor meer eiwitautonomie en bodemzorg in topgebieden voor akkervogels ongewild tot ‘ecologische vallen’ leiden. Willen we in die gebieden beide doelen halen, is het belangrijk om de vinger aan de pols te houden.
Als afsluiter kijken we nog even of de ecoregeling 'ecologisch beheerd grasland' (300€ per ha met extra 100€/ha mits begrazing onder 2 VTE) een duw in de rug kan betekenen voor akkervogels. Het belang van habitat onder blijvend grasland in goede akkervogelgebieden kan niet voldoende worden benadrukt. Mits ze ook nog eens extensief beheerd worden, bieden ze naast stapelvoedsel (insecten maar ook zaden van bv. paardenbloem of zuring) ook veilige plekken voor nesten voor zowel akker- als weidevogels. De vraag is dus of de voorwaarden uit deze ecoregeling tot zulk habitat kunnen leiden.
Het antwoord is eerder genuanceerd. Door géén gewasbeschermingsmiddelen of kunstmest toe te laten, heeft de ecoregeling de ambitie om grasland te laten evolueren naar een botanisch meer divers grasland. Maar omdat er geen beperkingen gelden inzake dierlijke bemesting, valt die ambitie eigenlijk moeilijk hard te maken. Om in grasland van fase 0 (monotoon raaigras) naar fase 1 (grassenmix) te gaan is immers het beperken van bemesting een absolute voorwaarde. Hierover maakte Ecopedia een interessant filmpje.
Om monotoon raaigras enigszins te laten evolueren naar een botanisch meer divers grasland, is het beperken van bemesting eigenlijk een vereiste. Dat legt deze ecoregeling niet op.
Gezien de populariteit van deze maatregeling in zowel 2022 (als pre-ecoregeling) als in 2023 gaan we er van uit dat ook heel wat intensief uitgebate graslanden en grasakkers onder deze ecoregeling werden aangemeld. Meer nog dan bij meerjarige eiwitgewassen hebben deze hoogproductieve graslanden een gemengd effect op akkervogels. Ze worden weliswaar vaak gekozen als nestplek, maar akker- of weidevogels maken er zelden kans om er hun nest succesvol af te werken vóór de eerste snede. Intensief gemaaid grasland biedt dan weer wel heil voor heel wat roofvogels van akkergebieden, waar muizen in korte vegetatie vlotter bejaagd kunnen worden.
Dit artikel over ecoregelingen en agromilieuklimaatmaatregelen is geschreven op basis van de in juni 2023 beschikbare informatie op de website van Landbouw & Visserij. Daar kan je ook terecht voor meer informatie en alle geldende voorwaarden. Sloop er toch een foutje in bovenstaand artikel of is het niet meer up to date? Laat het ons weten, dan passen we dit snel aan.
Tekst: Freek Verdonckt
Foto's: Remar Erens, Karel Dewaele, Ecopedia, Freek Verdonckt