Tot begin jaren 2000 kwam de toen al fors in aantal afgenomen grauwe gors als broedvogel voor in zowel het Oosten als Westen van Vlaanderen. Het grootste deel, naar schatting zo'n 650 broedparen, hield zich op in de Vlaams-Brabantse en Limburgse leemkouters. In het Westen van Vlaanderen hielden ruim 100 broedparen stand in bolwerken in de Ijzervallei, De Moeren en het Heuvelland. Maar dat West-Vlaams verhaal kreeg een abrupt einde. Toen de Vlaamse broedvogelatlas ter perse ging in 2004, schoten er van de tussen 2000 en 2002 getelde broedparen nog amper over. In geen tijd verdween de soort daar letterlijk van de kaart. INBO stelde in 2007 dat in de periode 1990-2007 ruim 80% van de Vlaamse populatie grauwe gors verloren ging, met voorsprong de snelste terugval van alle vogelsoorten die in Vlaanderen gemonitord werden.
INBO stelde in 2007 dat in de periode 1990-2007 ruim 80% van de Vlaamse populatie grauwe gors verloren ging, met voorsprong de snelste terugval van alle vogelsoorten die in Vlaanderen gemonitord werden.
Een gedocumenteerde verklaring voor dit plotse verdwijnen in West-Vlaanderen is er niet. Er werd eigenlijk niet bijzonder gekeken naar de grauwe gors. Er waren ook geen aanwijzingen dat de populatie er zo acuut bedreigd was. Een mogelijke verklaring zou kunnen liggen in het toenmalige voorkeurshabitat van de West-Vlaamse populatie grauwe gors. Waar de uitgedunde populatie in de Leemstreek zich vooral in akkerland ophield, werden in West-Vlaanderen veel broedvogels in grasland vastgesteld. Om dààr veilig te kunnen broeden is maaibeheer cruciaal. Klassiek werd er pas in juni gras gemaaid, omdat weersomstandigheden niet toelaten om vroeger op het seizoen gemaaid gras terplekke voldoende droog te krijgen om vervolgens als hooibotten op te slaan.
Met de opmars van 'voordrooghooi', dat is het persen van vers gemaaid gras in hermetisch gesloten plastiek verpakking waardoor ze via fermentatie kunnen bewaren, kon op heel wat graslandpercelen een extra vroege snede in de maand mei worden afgehaald. Hierdoor ontstond mogelijks een drastische ecologische val voor grauwe gors. Die was immers gewend om nesten veilig groot te brengen in grasland en zagen hun broedsels zagen mislukken door vroegere maaibeurten.
Wanneer een vogelsoort ergens als broedvogel van het toneel verdwijnt, is het niet evident om hem via herstelbeheer terug te krijgen. Een klassiek voorbeeld daarvan is de geelgors, wiens verspreidingsgebied zich ooit over heel Vlaanderen uitstrekte en waar alle inspanningen voor landschapsherstel ten spijte voormalige broedgebieden zelden of nooit opnieuw gekoloniseerd worden. Dat geldt net zo voor grauwe gors. Op enkele doortrekkende of kort pleisterende exemplaren na bleef het in West-Vlaanderen bijzonder kalm voor de soort tijdens het broedseizoen.
In 2021 en 2022 kwamen er dan toch in de zomermaanden verrassingen uit de bus. Op een aantal plaatsen in Vlaanderen, maar ook elders in Europa werd een verhoogde dispersie vastgesteld van grauwe gors in het voorjaar, met diverse geïsoleerde zangposten en territoria op plaatsen waar de soort al lang niet meer voorkwam. In Vlaanderen werden in 2021 bijvoorbeeld territoria vastgesteld in de regio Haaltert, de Doelpolder en in de periferie van het verspreidingsgebied in de Leemstreek. In 2022 was dan de Westhoek aan de beurt met meerdere zingende mannetjes in extensief grasland langs de Ijzer in de maand mei. Overtuigd dat dit ongepaarde zingende mannetjes waren, leidde dit niet onmiddellijk tot hoera-geroep. Tot einde juni 2022, wanneer de waarneming van een zingend mannetje in West-Vleteren toch maar even nader gecontroleerd werd en er prompt aanwijzingen werden gevonden van een broedgeval.
Deze geïsoleerde broedgevallen stemmen akkervogelbeschermers voorzichtig hoopvol op een mogelijke terugkomst van de grauwe gors als broedvogel in West-Vlaanderen.
Het koppel had zijn nest gemaakt in een gangbaar raaigrasperceel dat elk moment kon gemaaid worden. Acute nestbescherming drong zich op om het eerste gedocumenteerde broedgeval in lange tijd te sparen van de maaibalk. Op aanwijzingen van experten van Werkgroep Grauwe Gors, die de soort in de Leemstreek nauwgezet opvolgen, werd een ruime perimeter rond het perceel gespaard om het broedpaar een onverstoord nesthabitat te bieden. Met hulp van de bedrijfsplanners van de Vlaamse Landmaatschappij werd de landbouwer hiertoe bereid gevonden en konden afspraken worden gemaakt. Met de subsidies 'nestbescherming' van het Agentschap voor Natuur en Bos kon de landbouwer ook vergoed worden voor de gedorven inkomsten.
Op 11 juli 2022 kwam de melding van een tweede territorium van grauwe gors binnen, deze keer op een bietenakker in Wulpen. Het was Natuurwerkgroep De Kerkuil die de zingende vogel opmerkte tijdens een nestbeschermingsactie voor bruine kiekendief. Dieter Coelembier kon vervolgens ook de aanwezigheid van een vrouwtje én een nest bevestigen. Deze geïsoleerde broedgevallen stemmen akkervogelbeschermers voorzichtig hoopvol op een mogelijke terugkomst van de grauwe gors als broedvogel in West-Vlaanderen.
In zowel Wulpen als West-Vleteren leerden herhaaldelijke waarnemingen door experten en lokale vrijwilligers ons dat ook nabij liggende beheerovereenkomsten actief gebruikt werden om insecten te verzamelen voor het grootbrengen van de jongen. Voor het behoud van de vastgestelde wintergroepen in de Westhoek zijn de aangelegde wintervoedselveldjes onder beheerovereenkomst hoe dan ook essentieel (het overstaand graan werkt daar als een magneet).
Dat sinds 2023 het areaal beheerovereenkomsten in de regio aanzienlijk is geslonken, baart zorgen.
Maar ook voor de pionierende broedgevallen kan het aanleggen van insectenrijk en broedveilig leefgebied een bepalende rol spelen in de terugkeer van grauwe gors. In de Ijzervallei kan dat op een aantal plaatsen geborgd worden via graslandcomplexen onder natuurbeheer, maar elders in het landbouwgebied is men vooral aangewezen op beheerovereenkomsten. Dat sinds 2023 het areaal beheerovereenkomsten in de regio aanzienlijk is geslonken, baart dan ook zorgen.
Tekst en foto's: Freek Verdonckt